Rowan Rivers
De FBI. Hoe kon het ook anders. Hij werd eerst beledigd, en nog op een akelige en gemene manier. Hij moest bijna op zijn tong bijten om geen gemene opmerking te maken. Hij sloot zijn ogen een seconde, en hij schonk Steven een doordringende blik, waarmee hij duidelijk probeerde te maken dat het wel goed kwam. Hij zou op die jongen letten, en hij zou er alles voor doen om Steven te helpen. Toch voelde zich hij enorm verslagen. Verraden en verslagen. Toch liet hij niets merken. Hij moest gewoon sterk zijn. Er moest iemand zijn die sterk was op dit moment. Hij keek naar de jongen, die op Steven leek. Die heel veel op Steven leek zelfs. Het deed hem pijn dat te zien, en hij had even moeite om normaal tegen hem te doen. 'Ik moet naar het bureau,' gromde Rowan dus ook kort tegen hem. 'Ik ben ag-,' begon hij, en hij onderbrak zijn stem, omdat direct de stem van die vrouw van het OM door zijn hoofd galmde. 'Hoofdinspecteur Rivers...' mompelde hij daarom iets zachter tegen hem. 'Jij mag Rowan zeggen...' zei hij daarna, en hij deed niet de moeite om zijn hand uit te steken naar de jongen. 'Ik ben een... eh... collega van jou... eh... van Steven...' zei hij nu wat ongemakkelijk. Hij kon er niet tegen zich ongemakkelijk te voelen, dus werd hij direct afstandelijk en zakelijk, dat ging hem het beste af. Hij streek met zijn hand over het zwarte jasje van zijn pak, en hij haalde een hand door zijn zwarte haar. Hij stopte zijn revolver weg en hij keek de jongen doordringend aan. 'Jij gaat met mij mee naar het bureau om wat dingen te regelen....' zei hij nu tegen hem, en hij keek even rond. Er stond ambulance personeel om de dode agente, en hij zette een paar passen dichterbij. Hij herkende haar vaag, al wist hij geen naam. 'Mag ik haar ID-kaart? Dan bel ik de familie zo wel,' zei hij nu. Hij was nu verantwoordelijk, dus zou hij deze dingen ook doen. Hij was nu direct op zichzelf aangewezen, zonder enige hulp van Steven. Al zou hij regelen dat hij op bezoek kon. Het liefste zo vaak mogelijk. Hij ging Steven niet laten stikken. Nooit. Hij pakte haar ID-kaart aan, en hij stopte die in zijn borstzak, om zich daarna om te draaien naar de jongen. 'Kom, wij gaan, we blijven hier niet rondhangen...' zei hij nu tegen hem, iets vriendelijker dan hij eerst gesproken had.
De FBI. Hoe kon het ook anders. Hij werd eerst beledigd, en nog op een akelige en gemene manier. Hij moest bijna op zijn tong bijten om geen gemene opmerking te maken. Hij sloot zijn ogen een seconde, en hij schonk Steven een doordringende blik, waarmee hij duidelijk probeerde te maken dat het wel goed kwam. Hij zou op die jongen letten, en hij zou er alles voor doen om Steven te helpen. Toch voelde zich hij enorm verslagen. Verraden en verslagen. Toch liet hij niets merken. Hij moest gewoon sterk zijn. Er moest iemand zijn die sterk was op dit moment. Hij keek naar de jongen, die op Steven leek. Die heel veel op Steven leek zelfs. Het deed hem pijn dat te zien, en hij had even moeite om normaal tegen hem te doen. 'Ik moet naar het bureau,' gromde Rowan dus ook kort tegen hem. 'Ik ben ag-,' begon hij, en hij onderbrak zijn stem, omdat direct de stem van die vrouw van het OM door zijn hoofd galmde. 'Hoofdinspecteur Rivers...' mompelde hij daarom iets zachter tegen hem. 'Jij mag Rowan zeggen...' zei hij daarna, en hij deed niet de moeite om zijn hand uit te steken naar de jongen. 'Ik ben een... eh... collega van jou... eh... van Steven...' zei hij nu wat ongemakkelijk. Hij kon er niet tegen zich ongemakkelijk te voelen, dus werd hij direct afstandelijk en zakelijk, dat ging hem het beste af. Hij streek met zijn hand over het zwarte jasje van zijn pak, en hij haalde een hand door zijn zwarte haar. Hij stopte zijn revolver weg en hij keek de jongen doordringend aan. 'Jij gaat met mij mee naar het bureau om wat dingen te regelen....' zei hij nu tegen hem, en hij keek even rond. Er stond ambulance personeel om de dode agente, en hij zette een paar passen dichterbij. Hij herkende haar vaag, al wist hij geen naam. 'Mag ik haar ID-kaart? Dan bel ik de familie zo wel,' zei hij nu. Hij was nu verantwoordelijk, dus zou hij deze dingen ook doen. Hij was nu direct op zichzelf aangewezen, zonder enige hulp van Steven. Al zou hij regelen dat hij op bezoek kon. Het liefste zo vaak mogelijk. Hij ging Steven niet laten stikken. Nooit. Hij pakte haar ID-kaart aan, en hij stopte die in zijn borstzak, om zich daarna om te draaien naar de jongen. 'Kom, wij gaan, we blijven hier niet rondhangen...' zei hij nu tegen hem, iets vriendelijker dan hij eerst gesproken had.